Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], En de koning zeide tot haar: [26]Vrees niet; maar [27]wat ziet gij? Toen zeide de vrouw tot Saul: Ik zie [28]goden, uit de aarde opkomende. 26. Te weten, dat ik u zal doden, of laten doden. 27. Te weten, dat gij dus bevreesd en verschrikt zijt. 28. Dat is, een aanzienlijk statelijk persoon in de gedaante van Samuel. Zij spreekt alzo, Elohim, in het getal van velen, op zijn heidens en als een toveres. Sommigen verstaan hier door goden de gedaante van Samuel met een gespuis van boze geesten.